De rijkdom van intercultureel jaarfeesten vieren

 Nederlandse vrijescholen vieren steevast de jaarfeesten uit de christelijke traditie. Maar we leven in een multiculturele samenleving, en dus gaan er regelmatig stemmen op om ook jaarfeesten te vieren die met andere religies verbonden zijn. Die feesten kennen allemaal hun eigen gebruiken en tradities. Maar zijn ze wel zo verschillend van elkaar als we denken? Als je kijkt naar de overeenkomsten, blijkt dat die ons veel kunnen brengen. 

Tekst: Tineke Croese
Beeld:  Fokke van Saane, Markus Spiske en Ehteshamul Haque Adit/Unsplash

Op de vrijeschool zien kinderen via de vertelstof diverse oude culturen voorbij trekken. Ze maken kennis met de ene God uit het Oude Testament, maar ook met de vele goden van Germanen, Hindoes, Grieken en Romeinen. In klas 6 (groep 8) wilde mijn zoon weleens weten wat eigenlijk ‘de’ waarheid was. Die godenverhalen konden toch niet allemaal tegelijk ‘waar’ zijn? Ik vroeg hem wat hij zag als hij op school uit de ramen van de verschillende klassen keek. Nou, het schoolplein natuurlijk… maar, ontdekte hij zelf, vanuit elke klas zie je een ander stuk en je ziet nooit het héle plein. “Zo is het ook met mensen en hun goden,” legde ik uit. “Niemand kan de hele hemel zien. We zien allemaal een ander stukje.” Waarop hij peinzend zei: “Als je niet in God gelooft, sta je vast voor het raam van de eerste klas. Want daar kun je het schoolplein helemaal niet zien.” 

 

Verdeelde hemel ‒ gedeelde aarde 

Wat voor oude culturen geldt, geldt ook voor de culturen die onze moderne samenleving rijk is: iedereen ziet maar een klein stuk van de goddelijke wereld. En het gedeelte dat toevallig in óns blikveld ligt, omvat evenmin de hele hemel als dat van anderen. ‒ “Als je dood bent, kun je misschien wél het hele schoolpl… eh, de hele hemel zien,” voegde mijn zoon aan zijn nieuw verworven inzicht toe. Laten we het daar voorlopig maar op houden. 

Maar al hebben we geen zicht op de hele hemel, we bewonen wel al vele eeuwen met elkaar de hele aarde. Religies verschillen op veel punten van elkaar, maar ze zijn het meestal over één ding wel eens: goddelijke machten hebben de aarde geschapen voor de mensen. Aarde en kosmos geven ons alles wat we nodig hebben, op voorwaarde dat we bereid zijn in harmonie te leven met de kosmische orde, de natuur en elkaar. Die gedachte is de oorsprong van vrijwel alle religieuze feesten. Met die feesten wilden de mensen laten zien dat ze met elkaar deelden wat de aarde gaf. Dan zouden de goden hun een rijke oogst schenken. Zo waren er voorchristelijke gebruiken, brooduitdelingen, die lieten zien dat ieder lid van een gemeenschap recht had op brood. Sommige van die gebruiken kom je nog steeds tegen bij christelijke feesten. In Duitsland, maar ook in het oosten van ons land, is het nog steeds de gewoonte om rond Kerstmis, Pasen en Pinksteren een meterslang brood te bakken, waar ieder gezin dan een stuk van krijgt. 

In het gebied rond de Middellandse Zee werd ‘met elkaar delen wat de aarde geeft’ vertaald in gastvrijheid. Zowel Griekse mythen als de Bijbel vertellen dat goddelijke wezens soms naar de aarde afdalen om te kijken of de mensen zich wel genoeg bekommerden om ‘de vreemdeling binnen uw poorten’, zoals de Bijbel het noemt. Gastvrijheid, het bieden van voedsel en onderdak aan vreemdelingen, past ook in de christelijke beschaving die immers uit de antieke en joodse cultuur ontstond. De islamitische wereld is van oudsher beroemd om haar gastvrijheid, die voor veel moslims nog steeds meer een vreugde is dan een plicht. 

Verwantschappen 

De bedoeling van de feesten ‒ bevestiging van de harmonie tussen God, mensen en natuur ‒ is overal terug te vinden in de seizoensfeesten van oude Europese volken als de Germanen en Kelten. Bij deze volken stond de natuur in het middelpunt. Zo ging het bij hun meifeesten om de vruchtzetting: in mei kun je al zien of de oogst karig zal zijn of juist overvloedig. Het welzijn van de gemeenschap was afhankelijk van die oogst. In jodendom, christendom en islam ligt het iets anders. Het joodse meifeest Sjawoe’ot herdenkt dat Mozes van God op de Sinaï de Tien Geboden ontving. Daarmee werd een nieuwe gemeenschap geboren: het volk Israël. Het christelijke meifeest Pinksteren herdenkt dat de leerlingen van Christus in opdracht van de Heilige Geest nieuwe, christelijke gemeenschappen gingen stichten. Ook bij de islamitische feesten draait het om harmonie met God en de gemeenschap. Het Offerfeest herdenkt de hemelreis van Mohammed, die voor Gods troon het welzijn van de gemeenschap van ware gelovigen bepleitte. De vastenmaand Ramadan roept mensen in naam van God op zich het lot aan te trekken van degenen die in armoede leven. 

De joodse en christelijke feesten hebben wel een vaste plek in het jaar, maar het seizoenskarakter staat minder voorop dan bij de natuurreligies. Er worden vooral gebeurtenissen uit de Hebreeuwse geschiedenis of het leven van Christus herdacht. De islamitische feesten hebben te maken met gebeurtenissen uit het leven van Mohammed. De verbinding met de seizoenen ontbreekt. Maar net als joden en christenen gaan moslims ervan uit dat je alleen in harmonie met God kunt leven als je oog hebt voor de nood van de zwakken in de samenleving en opkomt voor hun rechten. 

Verder zijn joden, christenen en moslims zich ervan bewust dat de mens strijd moet voeren tegen het kwaad in hemzelf. De islamitische jihad is een heilige oorlog tegen je eigen kwade aanvechtingen. De christelijke lijdenstijd is een tijd van inkeer en boetedoening, van berouw over je zonden. Het joodse Jom Kippoer is niet alleen de dag om boete te doen voor je eigen misstappen, maar ook om die van anderen te vergeven. 

(tekst loopt door onder afbeelding)

Nieuwe vormen 

‘Samen’ en ‘delen’ zijn voor joden, christenen en moslims gemeenschappelijke waarden. Moskeeën nodigen tegenwoordig vaak buurtbewoners uit om het Suikerfeest mee te vieren, en sommige synagogen doen hetzelfde met Chanoeka. Maar over het algemeen staan we nog weinig open voor elkaars feesten. Jammer, want juist via feesten kun je ongedwongen kennismaken met elkaars manier van leven, en dat kan verrijkend en inspirerend zijn. Hoe leren we een stap naar elkaar te zetten? 

Vroeger werd met ‘gemeenschap’ de eigen geloofsgemeenschap of het eigen volk bedoeld. Maar nu vormen we steeds meer één grote gemeenschap van mensen. Dat vraagt om nieuwe vormen van met elkaar omgaan, om verdraagzaamheid, om het besef dat wij, net als iedereen, maar een deel van ‘de’ waarheid zien. Het vraagt misschien ook om nieuwe vormen van feestvieren. In de natuurreligies zagen mensen de inhoud van hun feesten direct in de natuur terug: de lente geeft hoop dat het mensenleven niet eindigt bij de dood, want ook de aarde herrijst elk jaar uit de winterdood. Joden en christenen verbonden de hoop op eeuwig leven met de bevrijding uit de slavernij van Egypte en de opstanding van Christus uit de dood. Door het lentefeest te betrekken op de geschiedenis van de eigen religieuze groep werd het feest verinnerlijkt, maar tegelijk ook beperkt tot de eigen groep. 

Onze tijd vraagt erom die beperktheid op te heffen. Niet door de feesten opnieuw als natuurfeesten te vieren, maar door ze verder te verinnerlijken, door op zoek te gaan naar een vorm die niet een groep, maar de mens in het middelpunt stelt. Als we bereid zijn in elke andere mens God te herkennen, kunnen we misschien in harmonie komen met het goddelijke in de kosmos en bijdragen aan vrede tussen de mensen op aarde. 

Dit artikel verscheen eerder in Antroposofie Magazine 16, december 2019.

Dit vind je misschien ook interessant:

- Ouderbetrokkenheid op de vrijeschool - 5 tips

- Een eeuw vrijeschool: opvoeden tot vrije mensen

- Bekijk ons archief met artikelen over de jaarfeesten