Wat ga jij doen? – Een spreuk voor Michaël
Als het herfst wordt ruimen bewoners en medewerkers van de Naoberhoeve in Echten, Drenthe, het erf op en verzamelen alles wat kan dienen om er de gestalte van een draak van te maken. Die draak staat voor alles wat je na de zomer niet meer wilt bewaren en wat je aan het vuur wilt overgeven. Want op de feestdag van de aartsengel Michaël, 29 september, gaat die draak in de fik. De grote vraag is: wie durft het vuur aan te steken?
Tekst: Jana Loose
Illustratie: Kit Le Large
In de zomer ademen we uit, het is de tijd waarin we vergeten, dromen, omfloerst zijn, waarin we naar buiten gaan met een natuurbewustzijn. In de herfst kijken we naar de oogst. Dan ga je weer herinneren en de afweging maken: ‘ben ik tevreden?’ Wanneer de aartsengel Michaël wordt afgebeeld met een zwaard, kan hij je aankijken met een blik die ‘op het scherpst van de snede’ vraagt ‘wat ga jij doen?’ De blik van Michaël roept op om uit de zomerse dromerigheid, uit zielediepten te ontwaken.
Moeder natuur draag ik in mijn wil, en die wil zit in de stofwisseling en de ledematen. Met de wil komen we in beweging, de wil is de oorsprong van initiatieven. De vuurkracht van de wil, ‘het vuur uit je sloffen lopen’, toont de geestdrift en de moed die in deze tijd van het jaar gestaald kan worden zoals het zwaard van Michaël gesmeed werd uit staal.
Met deze spreuk dient zich een nieuw begin aan, het is een geboorteproces waarbij sprake is van het baren van zelfgevoel om mij in mijzelf te dragen. Wanneer ervaar je dat zelfgevoel? Niet vanuit de vraag ‘hoe verander ik de wereld?’. Eerder: ‘hoe wil de wereld dat ik mezelf verander?’ Als je van binnen iets hebt gewild, in het denken, in het vinden van een initiatief, of in het verwerken van een probleem, breng je het hogere ik in het lichamelijke ik. Zo draag je het tot in het zelfbewustzijn, om zo mij in mijzelf te dragen.”
De Michaëlsspreuk is de 26e weekspreuk uit de antroposofische ‘zielenkalender’. “Maar je moet een weekspreuk nooit los zien van de rest van de jaarkalender,” zegt Jaap Gorter, die de zorgcoördinator van de Naoberhoeve is, en hij voegt eraan toe dat het helpt als je jezelf per spreuk drie vragen stelt: waar zitten we in het natuurlijke jaarverloop, wat is de plek in het culturele jaar, en wat zegt het mij als individu?
Jaap heeft alle 52 spreuken, van Pasen tot Pasen, in een grote lemniscaat getekend en die tekening heeft hij goed zichtbaar opgehangen in de kantine van de Naoberhoeve . De Michaëlspreuk staat er precies op het kruispunt van de achtvorm, het is de plek van de dag- en de nachtevening. Jaap: “Het is fascinerend dat het dan overal op de wereld, van de Noordpool tot de Zuidpool, twaalf uur licht en twaalf uur donker is, overal is het even hetzelfde, net als de plekken van zonsopgang en zonsondergang. Het feest van Michaël valt onder het teken van de Weegschaal, in de overgangstijd van het naar buiten gerichte zomer halfjaar naar het naar binnen gerichte winter halfjaar. Michaël wordt vaak afgebeeld met een weegschaal in de ene en een zwaard in de andere hand.
Natuur, uw moederlijk bestaan,
ik draag het in mijn willend wezen;
de vuurkracht van mijn wil,
zij staalt mijn geestimpulsen,
opdat zij baren zelfgevoel,
om zo mij in mijzelf te dragen.
Rudolf Steiner, Antroposofische weekspreuken, Rudolf Steiner / Werken en voordrachten. Vertaling Roel Munniks. Zeist 2017
Dit artikel verscheen eerder in Antroposofie Magazine in september 2018.